Niederländisch
Detailübersetzungen für dichtdoen (Niederländisch) ins Schwedisch
dichtdoen:
-
dichtdoen (afsluiten; sluiten; toedoen; toemaken)
-
dichtdoen (afsluiten)
-
dichtdoen (sluiten; toedoen; dichtmaken; toetrekken)
-
dichtdoen (vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtmaken)
-
dichtdoen (dichtknopen)
Konjugationen für dichtdoen:
o.t.t.
- doe dicht
- doet dicht
- doet dicht
- doen dicht
- doen dicht
- doen dicht
o.v.t.
- deed dicht
- deed dicht
- deed dicht
- deden dicht
- deden dicht
- deden dicht
v.t.t.
- heb dichtgedaan
- hebt dichtgedaan
- heeft dichtgedaan
- hebben dichtgedaan
- hebben dichtgedaan
- hebben dichtgedaan
v.v.t.
- had dichtgedaan
- had dichtgedaan
- had dichtgedaan
- hadden dichtgedaan
- hadden dichtgedaan
- hadden dichtgedaan
o.t.t.t.
- zal dichtdoen
- zult dichtdoen
- zal dichtdoen
- zullen dichtdoen
- zullen dichtdoen
- zullen dichtdoen
o.v.t.t.
- zou dichtdoen
- zou dichtdoen
- zou dichtdoen
- zouden dichtdoen
- zouden dichtdoen
- zouden dichtdoen
en verder
- is dichtgedaan
- zijn dichtgedaan
diversen
- doe dicht!
- doet dicht!
- dichtgedaan
- dichtdoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
dichtdoen (dichtdraaien)
Übersetzung Matrix für dichtdoen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blockerande | dichtdoen; dichtdraaien | |
stängande | dichtdoen; dichtdraaien | afsluiting; dichtmaken; het afsluiten; sluiting |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bomma igen | afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken | |
dra till | dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken | aantrekken; dichtschroeven; dichttrekken; vastschroeven |
knäppa igen | dichtdoen; dichtknopen | dichtklappen |
låsa | afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen | aandraaien; door draaien vastmaken |
sluta till | afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken | |
stänga | afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken | dichtgaan; dichtvallen; sluiten; toevallen; verwijderen; zich sluiten |
stänga till | dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken | dichtschroeven; vastschroeven |