Niederländisch
Detailübersetzungen für bijzetten (Niederländisch) ins Deutsch
bijzetten:
-
bijzetten (neerzetten; plaatsen; zetten)
Konjugationen für bijzetten:
o.t.t.
- zet bij
- zet bij
- zet bij
- zetten bij
- zetten bij
- zetten bij
o.v.t.
- zette bij
- zette bij
- zette bij
- zetten bij
- zetten bij
- zetten bij
v.t.t.
- heb bijgezet
- hebt bijgezet
- heeft bijgezet
- hebben bijgezet
- hebben bijgezet
- hebben bijgezet
v.v.t.
- had bijgezet
- had bijgezet
- had bijgezet
- hadden bijgezet
- hadden bijgezet
- hadden bijgezet
o.t.t.t.
- zal bijzetten
- zult bijzetten
- zal bijzetten
- zullen bijzetten
- zullen bijzetten
- zullen bijzetten
o.v.t.t.
- zou bijzetten
- zou bijzetten
- zou bijzetten
- zouden bijzetten
- zouden bijzetten
- zouden bijzetten
diversen
- zet bij!
- zet bij!
- bijgezet
- bijzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bijzetten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einordnen | bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten | deponeren; inpassen; invoegen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; overgaan op nieuwe rijbaan; passen in; plaatsen; rangordenen; rangschikken; reglementeren; situeren; stationeren; voorsorteren; zetten; zich afspelen; zich voegen |
einräumen | bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten | afdekken; afruimen; deponeren; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opruimen; permitteren; plaatsen; stationeren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; zetten |
hinstellen | bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten | deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaatsen; situeren; stationeren; zetten; zich afspelen |