"skal" übersetzt von Schwedische ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Schwedisch nach Niederländisch: mehr Daten

skal:
- bolster; schaal; schil; dop; chassis; geraamte; verpakking; omhulsel; huls; omkleedsel; omwindsel; schelp; peul; vel; weergave
Wiktionary:
- skal → omhulsel, schil, bast, schaal, skin

Schwedisch

Detailübersetzungen für skal (Schwedisch) ins Niederländisch

skal (kapsyl)
de bolster; de schaal; de schil; de dop
- bolster [de ~ (m)] Nomen
- schaal [de ~] Nomen
- schil [de ~] Nomen
- dop [de ~ (m)] Nomen
skal (stomme; chassi; ram; skelett)
de chassis; het geraamte
- chassis [de ~] Nomen, Plural
- geraamte [het ~] Nomen
skal (omslag; förpackning)
de verpakking; het omhulsel; de huls; het omkleedsel; het omwindsel
- verpakking [de ~ (v)] Nomen
- omhulsel [het ~] Nomen
- huls [de ~] Nomen
- omkleedsel [het ~] Nomen
- omwindsel [het ~] Nomen
skal (snäcka)
de schelp; de schaal
- schelp [de ~] Nomen
- schaal [de ~] Nomen
skal
de peul; de schil; het vel
- peul [de ~] Nomen
- schil [de ~] Nomen
- vel [het ~] Nomen
skal
de weergave
- weergave [de ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bolster	kapsyl; skal
chassis	chassi; ram; skal; skelett; stomme	chassis
dop	kapsyl; skal	glasklocka; hatt
geraamte	chassi; ram; skal; skelett; stomme	infattning; konstruktion; ram; resning; skelett; stomme
huls	förpackning; omslag; skal	emballage; förpackning; hölje; omslag
omhulsel	förpackning; omslag; skal	emballage; förpackning; hölje; omslag
omkleedsel	förpackning; omslag; skal	emballage; förpackning; hölje; omslag
omwindsel	förpackning; omslag; skal	emballage; förpackning; hölje; omslag
peul	skal
schaal	kapsyl; skal; snäcka	bunke; gryta; karott; skål; tallrik
schelp	skal; snäcka
schil	kapsyl; skal
vel	skal	membran; skinn
verpakking	förpackning; omslag; skal	förpackning; packning
weergave	skal	ersättning; gottgörelse; kommentera; reportage; täckning; vy; återbetalning

Cross Translation:

From	To	Via
• skal	→ omhulsel	↔ case — outer covering or framework of a piece of apparatus
• skal	→ schil	↔ peel — skin of a fruit
• skal	→ schil; bast	↔ rind — hard outer layer of fruit, cheese
• skal	→ schaal; omhulsel	↔ shell — covering of a nut
• skal	→ skin	↔ skin — image used as the background of graphical user interface