Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. zekeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zekeren (Niederländisch) ins Schwedisch

zekeren:

zekeren Verb (zeker, zekert, zekerde, zekerden, gezekerd)

  1. zekeren
    säkra
    • säkra Verb (säkrar, säkrade, säkrat)

Konjugationen für zekeren:

o.t.t.
  1. zeker
  2. zekert
  3. zekert
  4. zekeren
  5. zekeren
  6. zekeren
o.v.t.
  1. zekerde
  2. zekerde
  3. zekerde
  4. zekerden
  5. zekerden
  6. zekerden
v.t.t.
  1. heb gezekerd
  2. hebt gezekerd
  3. heeft gezekerd
  4. hebben gezekerd
  5. hebben gezekerd
  6. hebben gezekerd
v.v.t.
  1. had gezekerd
  2. had gezekerd
  3. had gezekerd
  4. hadden gezekerd
  5. hadden gezekerd
  6. hadden gezekerd
o.t.t.t.
  1. zal zekeren
  2. zult zekeren
  3. zal zekeren
  4. zullen zekeren
  5. zullen zekeren
  6. zullen zekeren
o.v.t.t.
  1. zou zekeren
  2. zou zekeren
  3. zou zekeren
  4. zouden zekeren
  5. zouden zekeren
  6. zouden zekeren
diversen
  1. zeker!
  2. zekert!
  3. gezekerd
  4. zekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für zekeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
säkra vastzetten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
säkra zekeren veilig opbergen