Niederländisch
Detailübersetzungen für wegstemmen (Niederländisch) ins Schwedisch
wegstemmen:
Konjugationen für wegstemmen:
o.t.t.
- stem weg
- stemt weg
- stemt weg
- stemmen weg
- stemmen weg
- stemmen weg
o.v.t.
- stemde weg
- stemde weg
- stemde weg
- stemden weg
- stemden weg
- stemden weg
v.t.t.
- heb weggestemd
- hebt weggestemd
- heeft weggestemd
- hebben weggestemd
- hebben weggestemd
- hebben weggestemd
v.v.t.
- had weggestemd
- had weggestemd
- had weggestemd
- hadden weggestemd
- hadden weggestemd
- hadden weggestemd
o.t.t.t.
- zal wegstemmen
- zult wegstemmen
- zal wegstemmen
- zullen wegstemmen
- zullen wegstemmen
- zullen wegstemmen
o.v.t.t.
- zou wegstemmen
- zou wegstemmen
- zou wegstemmen
- zouden wegstemmen
- zouden wegstemmen
- zouden wegstemmen
diversen
- stem weg!
- stemt weg!
- weggestemd
- wegstemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegstemmen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avslå | afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen | afkeuren; afstemmen; afwijzen; veroordelen; verwerpen |
avvisa | afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen | afzien van rechtsvervolging; hardvallen; onvriendelijk bejegenen; seponeren; weigeren |
nerrösta | afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen |