Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. versleten:
  2. verslijten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für versleten (Niederländisch) ins Schwedisch

versleten:

versleten Adjektiv

  1. versleten (vervallen; afgeleefd; oud; afgedragen; afgetrapt)
    slitet; sliten; utsliten; utslitet

Übersetzung Matrix für versleten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utsliten slijten; verslijten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
sliten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen uitgeleefd; uitgesleten
slitet afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen uitgeleefd; uitgesleten
utsliten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen aan lager wal; afgesloofd; bekaf; doorgesleten; verlopen
utslitet afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen aan lager wal; bekaf; doorgesleten; verlopen

Wiktionary Übersetzungen für versleten:


Cross Translation:
FromToVia
versleten utsliten decrepit — weakened or worn out
versleten trivial trite — worn out; hackneyed; used so many times that it is no longer interesting or effective

verslijten:

verslijten [znw.] Nomen

  1. verslijten (slijten)

verslijten Verb (verslijt, versleet, versleten, versleten)

  1. verslijten (slijten; verteren; afdragen)
    utnötas; nötas ut; utslitas
    • utnötas Verb (utnötar, utnötade, utnötat)
    • nötas ut Verb (nötar ut, nötade ut, nötat ut)
    • utslitas Verb (utslitar, utslitade, utslitat)

Konjugationen für verslijten:

o.t.t.
  1. verslijt
  2. verslijt
  3. verslijt
  4. verslijten
  5. verslijten
  6. verslijten
o.v.t.
  1. versleet
  2. versleet
  3. versleet
  4. versleten
  5. versleten
  6. versleten
v.t.t.
  1. heb versleten
  2. hebt versleten
  3. heeft versleten
  4. hebben versleten
  5. hebben versleten
  6. hebben versleten
v.v.t.
  1. had versleten
  2. had versleten
  3. had versleten
  4. hadden versleten
  5. hadden versleten
  6. hadden versleten
o.t.t.t.
  1. zal verslijten
  2. zult verslijten
  3. zal verslijten
  4. zullen verslijten
  5. zullen verslijten
  6. zullen verslijten
o.v.t.t.
  1. zou verslijten
  2. zou verslijten
  3. zou verslijten
  4. zouden verslijten
  5. zouden verslijten
  6. zouden verslijten
diversen
  1. verslijt!
  2. verslijt!
  3. versleten
  4. verslijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verslijten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utmattande slijten; verslijten
utsliten slijten; verslijten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
nötas ut afdragen; slijten; verslijten; verteren
utnötas afdragen; slijten; verslijten; verteren
utslitas afdragen; slijten; verslijten; verteren
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utsliten aan lager wal; afgedragen; afgeleefd; afgesloofd; afgetrapt; bekaf; doorgesleten; oud; verlopen; versleten; vervallen

Verwandte Definitionen für "verslijten":

  1. hem daarvoor aanzien1
    • ik heb hem altijd voor dom versleten1
  2. het gebruiken en daardoor langzaam kapot laten gaan1
    • hij heeft al drie spijkerbroeken versleten dit jaar1