Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- vergezellen:
-
Wiktionary:
- vergezellen → göra sällskap med, slå följe med
Niederländisch
Detailübersetzungen für vergezellen (Niederländisch) ins Schwedisch
vergezellen:
-
vergezellen (begeleiden; chaperonneren; volgen; meegaan; geleiden; escorteren; meelopen)
Konjugationen für vergezellen:
o.t.t.
- vergezel
- vergezelt
- vergezelt
- vergezellen
- vergezellen
- vergezellen
o.v.t.
- vergezelde
- vergezelde
- vergezelde
- vergezelden
- vergezelden
- vergezelden
v.t.t.
- heb vergezeld
- hebt vergezeld
- heeft vergezeld
- hebben vergezeld
- hebben vergezeld
- hebben vergezeld
v.v.t.
- had vergezeld
- had vergezeld
- had vergezeld
- hadden vergezeld
- hadden vergezeld
- hadden vergezeld
o.t.t.t.
- zal vergezellen
- zult vergezellen
- zal vergezellen
- zullen vergezellen
- zullen vergezellen
- zullen vergezellen
o.v.t.t.
- zou vergezellen
- zou vergezellen
- zou vergezellen
- zouden vergezellen
- zouden vergezellen
- zouden vergezellen
diversen
- vergezel!
- vergezelt!
- vergezeld
- vergezellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
vergezellen (escorte; begeleiding)
Übersetzung Matrix für vergezellen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
eskortera | escorte; geleide; stoet; volgstoet | |
få sällskap utav | begeleiding; escorte; vergezellen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ackompanjera | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | |
eskortera | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | binnen brengen; binnenleiden |
följa | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | bijhouden; jachten; nakomen; naleven; navolgen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opvolgen; volgen; voortjagen |
ledsaga | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen |
Wiktionary Übersetzungen für vergezellen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vergezellen | → göra sällskap med; slå följe med | ↔ accompany — to attend as a companion |