Niederländisch
Detailübersetzungen für uitsterven (Niederländisch) ins Schwedisch
uitsterven:
-
uitsterven (sterven; ophouden; afsterven)
-
uitsterven (ophouden te bestaan)
Konjugationen für uitsterven:
o.t.t.
- sterf uit
- sterft uit
- sterft uit
- sterven uit
- sterven uit
- sterven uit
o.v.t.
- stierf uit
- stierf uit
- stierf uit
- stierven uit
- stierven uit
- stierven uit
v.t.t.
- ben uitgestorven
- bent uitgestorven
- is uitgestorven
- zijn uitgestorven
- zijn uitgestorven
- zijn uitgestorven
v.v.t.
- was uitgestorven
- was uitgestorven
- was uitgestorven
- waren uitgestorven
- waren uitgestorven
- waren uitgestorven
o.t.t.t.
- zal uitsterven
- zult uitsterven
- zal uitsterven
- zullen uitsterven
- zullen uitsterven
- zullen uitsterven
o.v.t.t.
- zou uitsterven
- zou uitsterven
- zou uitsterven
- zouden uitsterven
- zouden uitsterven
- zouden uitsterven
diversen
- sterf uit!
- sterft uit!
- uitgestorven
- uitstervend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für uitsterven:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dö | creperen | |
utdöende | uitsterven | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bli utrotad | ophouden te bestaan; uitsterven | |
dö | afsterven; ophouden; sterven; uitsterven | bezwijken; creperen; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verrekken; verscheiden; versterven; wegvallen; zieltogen |
dö ut | afsterven; ophouden; ophouden te bestaan; sterven; uitsterven |