Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. tjilpen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tjilpen (Niederländisch) ins Schwedisch

tjilpen:

tjilpen Verb (tjilp, tjilpt, tjilpte, tjilpten, getjilpt)

  1. tjilpen (kwinkeleren; kwetteren)
    pipa; kvittra
    • pipa Verb (pipar, pipade, pipat)
    • kvittra Verb (kvittrar, kvittrade, kvittrat)

Konjugationen für tjilpen:

o.t.t.
  1. tjilp
  2. tjilpt
  3. tjilpt
  4. tjilpen
  5. tjilpen
  6. tjilpen
o.v.t.
  1. tjilpte
  2. tjilpte
  3. tjilpte
  4. tjilpten
  5. tjilpten
  6. tjilpten
v.t.t.
  1. heb getjilpt
  2. hebt getjilpt
  3. heeft getjilpt
  4. hebben getjilpt
  5. hebben getjilpt
  6. hebben getjilpt
v.v.t.
  1. had getjilpt
  2. had getjilpt
  3. had getjilpt
  4. hadden getjilpt
  5. hadden getjilpt
  6. hadden getjilpt
o.t.t.t.
  1. zal tjilpen
  2. zult tjilpen
  3. zal tjilpen
  4. zullen tjilpen
  5. zullen tjilpen
  6. zullen tjilpen
o.v.t.t.
  1. zou tjilpen
  2. zou tjilpen
  3. zou tjilpen
  4. zouden tjilpen
  5. zouden tjilpen
  6. zouden tjilpen
en verder
  1. ben getjilpt
  2. bent getjilpt
  3. is getjilpt
  4. zijn getjilpt
  5. zijn getjilpt
  6. zijn getjilpt
diversen
  1. tjilp!
  2. tjilpt!
  3. getjilpt
  4. tjilpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tjilpen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pipa geweerlade; loop
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kvittra kwetteren; kwinkeleren; tjilpen kwelen
pipa kwetteren; kwinkeleren; tjilpen doorsluizen; oppiepen; piepen