Niederländisch
Detailübersetzungen für terugschrikken (Niederländisch) ins Schwedisch
terugschrikken:
-
terugschrikken (terugdeinzen; achteruitgaan; terugwijken; achteruitdeinzen)
Konjugationen für terugschrikken:
o.t.t.
- schrik terug
- schrikt terug
- schrikt terug
- schrikken terug
- schrikken terug
- schrikken terug
o.v.t.
- schrok terug
- schrok terug
- schrok terug
- schrokken terug
- schrokken terug
- schrokken terug
v.t.t.
- ben teruggeschrokken
- bent teruggeschrokken
- is teruggeschrokken
- zijn teruggeschrokken
- zijn teruggeschrokken
- zijn teruggeschrokken
v.v.t.
- was teruggeschrokken
- was teruggeschrokken
- was teruggeschrokken
- waren teruggeschrokken
- waren teruggeschrokken
- waren teruggeschrokken
o.t.t.t.
- zal terugschrikken
- zult terugschrikken
- zal terugschrikken
- zullen terugschrikken
- zullen terugschrikken
- zullen terugschrikken
o.v.t.t.
- zou terugschrikken
- zou terugschrikken
- zou terugschrikken
- zouden terugschrikken
- zouden terugschrikken
- zouden terugschrikken
diversen
- schrik terug!
- schrikt terug!
- teruggeschrokken
- terugschrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für terugschrikken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
krympa tillbaka | achteruitdeinzen; achteruitgaan; terugdeinzen; terugschrikken; terugwijken |