Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. tegenvallen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tegenvallen (Niederländisch) ins Schwedisch

tegenvallen:

tegenvallen Verb (val tegen, valt tegen, viel tegen, vielen tegen, tegengevallen)

  1. tegenvallen (ontgoochelen; teleurstellen; frustreren; )
    desillusionera
    • desillusionera Verb (desillusionerar, desillusionerade, desillusionerat)
  2. tegenvallen (te kort schieten)
    inte motsvara förväntningarna; misslyckas; göra besviken

Konjugationen für tegenvallen:

o.t.t.
  1. val tegen
  2. valt tegen
  3. valt tegen
  4. vallen tegen
  5. vallen tegen
  6. vallen tegen
o.v.t.
  1. viel tegen
  2. viel tegen
  3. viel tegen
  4. vielen tegen
  5. vielen tegen
  6. vielen tegen
v.t.t.
  1. ben tegengevallen
  2. bent tegengevallen
  3. is tegengevallen
  4. zijn tegengevallen
  5. zijn tegengevallen
  6. zijn tegengevallen
v.v.t.
  1. was tegengevallen
  2. was tegengevallen
  3. was tegengevallen
  4. waren tegengevallen
  5. waren tegengevallen
  6. waren tegengevallen
o.t.t.t.
  1. zal tegenvallen
  2. zult tegenvallen
  3. zal tegenvallen
  4. zullen tegenvallen
  5. zullen tegenvallen
  6. zullen tegenvallen
o.v.t.t.
  1. zou tegenvallen
  2. zou tegenvallen
  3. zou tegenvallen
  4. zouden tegenvallen
  5. zouden tegenvallen
  6. zouden tegenvallen
diversen
  1. val tegen!
  2. valt tegen!
  3. tegengevallen
  4. tegenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tegenvallen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
desillusionera afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen desillusioneren
göra besviken te kort schieten; tegenvallen bedonderen; beschamen; bezwendelen; teleurstellen; vertrouwen schenden
inte motsvara förväntningarna te kort schieten; tegenvallen
misslyckas te kort schieten; tegenvallen afgaan; bederven; falen; floppen; in de puree lopen; in de war sturen; klungelen; klunzen; knoeien; misgaan; mislopen; mislukken; nekken; prutsen; ruïneren; stranden; stuntelen; verkeerd lopen; verzieken

Antonyme für "tegenvallen":

  • meevallen

Verwandte Definitionen für "tegenvallen":

  1. niet zo mooi of leuk of veel zijn als verwacht werd1
    • de opbrengst van de gouden ketting viel tegen1

Wiktionary Übersetzungen für tegenvallen:

tegenvallen
verb
  1. minder gunstig verlopen dan verwacht

Cross Translation:
FromToVia
tegenvallen bedra; bedraga; lura; narra; göra besviken tromperabuser de la confiance de quelqu’un.