Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. steeg:
  2. stijgen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für steeg (Niederländisch) ins Schwedisch

steeg:

steeg [de ~] Nomen

  1. de steeg
    allé

Übersetzung Matrix für steeg:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allé steeg gangetje; laantje; straatje

Verwandte Wörter für "steeg":

  • steegje, steegjes

Wiktionary Übersetzungen für steeg:


Cross Translation:
FromToVia
steeg gränd alley — narrow street
steeg gränd Gasse — enge Straße, schmaler Weg zwischen Zäunen oder Mauern
steeg gränd ruellepetite rue étroite.

stijgen:

stijgen Verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)

  1. stijgen (toenemen; groeien; vermeerderen; )
    tillta; öka
    • tillta Verb (tilltar, tilltog, tilltagit)
    • öka Verb (ökar, ökade, ökat)
  2. stijgen (omhoogstijgen; rijzen; omhoog rijzen; omhoog komen; aanwassen)
    gå upp; resa sig; komma upp
  3. stijgen (omhoogklimmen; klimmen; omhoog gaan; omhoogstijgen)
    kliva upp; klättra upp
    • kliva upp Verb (kliver upp, klev upp, klivit upp)
    • klättra upp Verb (klättrar upp, klättrade upp, klättrat upp)
  4. stijgen (in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; de hoogte ingaan)
    stiga; uppstiga
    • stiga Verb (stiger, steg, stigit)
    • uppstiga Verb (uppstigar, uppstigade, uppstigat)

Konjugationen für stijgen:

o.t.t.
  1. stijg
  2. stijgt
  3. stijgt
  4. stijgen
  5. stijgen
  6. stijgen
o.v.t.
  1. steeg
  2. steeg
  3. steeg
  4. stegen
  5. stegen
  6. stegen
v.t.t.
  1. ben gestegen
  2. bent gestegen
  3. is gestegen
  4. zijn gestegen
  5. zijn gestegen
  6. zijn gestegen
v.v.t.
  1. was gestegen
  2. was gestegen
  3. was gestegen
  4. waren gestegen
  5. waren gestegen
  6. waren gestegen
o.t.t.t.
  1. zal stijgen
  2. zult stijgen
  3. zal stijgen
  4. zullen stijgen
  5. zullen stijgen
  6. zullen stijgen
o.v.t.t.
  1. zou stijgen
  2. zou stijgen
  3. zou stijgen
  4. zouden stijgen
  5. zouden stijgen
  6. zouden stijgen
diversen
  1. stijg!
  2. stijgt!
  3. gestegen
  4. stijgemd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stijgen [znw.] Nomen

  1. stijgen (opstijgen; stijging; omhoogkomen; klimmen)
    bestigning; uppfärt
  2. stijgen (opklimmen)

Übersetzung Matrix für stijgen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bestigning klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging scheepsaffuit
kliva upp opklimmen; stijgen
uppfärt klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gå upp aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen klieven; klimmen; kloven; naar boven gaan; naar boven stappen; omhooggaan; omhoogklimmen; omhooglopen; openhakken; openvliegen; splijten; splitsen; uiteensplijten
kliva upp klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; stijgen klimmen; omhoogklimmen; omhoogstappen
klättra upp klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; stijgen klimmen; naar boven klimmen; opklauteren; opklimmen
komma upp aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen bovenkomen; in het hoofd opkomen; omhoogkomen; opwellen
resa sig aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen gaan staan; hoger maken; in opstand komen; omhoogrijzen; opstaan; rebelleren; rijzen; verhogen
stiga de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen doen stijgen; een sprongetje maken; gaan staan; hoger bieden; hoger worden; klimmen; omhoogklimmen; omhoogkomen; opstaan; springen; treden; uitrijzen; uittorenen; verheffen
tillta aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
uppstiga de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
öka aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; escaleren; gaan staan; omdoen; omhoogkomen; opstaan; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen

Antonyme für "stijgen":


Verwandte Definitionen für "stijgen":

  1. omhoog gaan1
    • het water in de sloot is gestegen1
  2. een grotere waarde krijgen, hoger worden1
    • de prijzen in dit land zijn sterk gestegen1

Wiktionary Übersetzungen für stijgen:


Cross Translation:
FromToVia
stijgen gå upp ascend — to fly, to soar
stijgen förstora; gro; växa augmenterrendre une quantité plus grande.
stijgen dala descendreTraductions à trier suivant le sens.
stijgen dubblera; fördubbla redoubler — Traductions à trier suivant le sens

Verwandte Übersetzungen für steeg