Niederländisch
Detailübersetzungen für schroeien (Niederländisch) ins Schwedisch
schroeien:
-
schroeien
Konjugationen für schroeien:
o.t.t.
- schroei
- schroeit
- schroeit
- schroeien
- schroeien
- schroeien
o.v.t.
- schroeide
- schroeide
- schroeide
- schroeiden
- schroeiden
- schroeiden
v.t.t.
- heb geschroeid
- hebt geschroeid
- heeft geschroeid
- hebben geschroeid
- hebben geschroeid
- hebben geschroeid
v.v.t.
- had geschroeid
- had geschroeid
- had geschroeid
- hadden geschroeid
- hadden geschroeid
- hadden geschroeid
o.t.t.t.
- zal schroeien
- zult schroeien
- zal schroeien
- zullen schroeien
- zullen schroeien
- zullen schroeien
o.v.t.t.
- zou schroeien
- zou schroeien
- zou schroeien
- zouden schroeien
- zouden schroeien
- zouden schroeien
en verder
- ben geschroeid
- bent geschroeid
- is geschroeid
- zijn geschroeid
- zijn geschroeid
- zijn geschroeid
diversen
- schroei!
- schroeit!
- geschroeid
- schroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für schroeien:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
sveda | verschroeiing; verzenging | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
förbränna | schroeien | verstoken |
sveda | schroeien | blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen |