Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. rondroeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für rondroeren (Niederländisch) ins Schwedisch

rondroeren:

rondroeren Verb (roer rond, roert rond, roerde rond, roerden rond, rondgeroerd)

  1. rondroeren
    röra
    • röra Verb (rör, rörde, rört)

Konjugationen für rondroeren:

o.t.t.
  1. roer rond
  2. roert rond
  3. roert rond
  4. roeren rond
  5. roeren rond
  6. roeren rond
o.v.t.
  1. roerde rond
  2. roerde rond
  3. roerde rond
  4. roerden rond
  5. roerden rond
  6. roerden rond
v.t.t.
  1. heb rondgeroerd
  2. hebt rondgeroerd
  3. heeft rondgeroerd
  4. hebben rondgeroerd
  5. hebben rondgeroerd
  6. hebben rondgeroerd
v.v.t.
  1. had rondgeroerd
  2. had rondgeroerd
  3. had rondgeroerd
  4. hadden rondgeroerd
  5. hadden rondgeroerd
  6. hadden rondgeroerd
o.t.t.t.
  1. zal rondroeren
  2. zult rondroeren
  3. zal rondroeren
  4. zullen rondroeren
  5. zullen rondroeren
  6. zullen rondroeren
o.v.t.t.
  1. zou rondroeren
  2. zou rondroeren
  3. zou rondroeren
  4. zouden rondroeren
  5. zouden rondroeren
  6. zouden rondroeren
en verder
  1. is rondgeroerd
  2. zijn rondgeroerd
diversen
  1. roer rond!
  2. roert rond!
  3. rondgeroerd
  4. rondroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für rondroeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
röra afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
röra rondroeren aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; beroeren; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; slaan op; toucheren; treffen; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen