Niederländisch
Detailübersetzungen für penetreren (Niederländisch) ins Schwedisch
penetreren:
-
penetreren (binnen gaan)
-
penetreren (doordringen)
-
penetreren (binnendringen; indringen)
Konjugationen für penetreren:
o.t.t.
- penetreer
- penetreert
- penetreert
- penetreren
- penetreren
- penetreren
o.v.t.
- penetreerde
- penetreerde
- penetreerde
- penetreerden
- penetreerden
- penetreerden
v.t.t.
- heb gepenetreerd
- hebt gepenetreerd
- heeft gepenetreerd
- hebben gepenetreerd
- hebben gepenetreerd
- hebben gepenetreerd
v.v.t.
- had gepenetreerd
- had gepenetreerd
- had gepenetreerd
- hadden gepenetreerd
- hadden gepenetreerd
- hadden gepenetreerd
o.t.t.t.
- zal penetreren
- zult penetreren
- zal penetreren
- zullen penetreren
- zullen penetreren
- zullen penetreren
o.v.t.t.
- zou penetreren
- zou penetreren
- zou penetreren
- zouden penetreren
- zouden penetreren
- zouden penetreren
en verder
- ben gepenetreerd
- bent gepenetreerd
- is gepenetreerd
- zijn gepenetreerd
- zijn gepenetreerd
- zijn gepenetreerd
diversen
- penetreer!
- penetreert!
- gepenetreerd
- penetrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für penetreren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
fördjupa sig i | uitdiepen | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
borra igenom | doordringen; penetreren | doorboren; gaatjes maken in; perforeren |
bryta sig igenom | binnendringen; indringen; penetreren | |
fördjupa sig i | binnen gaan; penetreren | |
genomborra | binnendringen; indringen; penetreren | aan de spies rijgen; doorprikken; openprikken; overhoop steken; priemen; spietsen |
genomtränga | binnendringen; indringen; penetreren | |
gå igenom | binnen gaan; penetreren | doornemen; doorzoeken; erdoor gaan; inhalen; overheen gaan; passeren; reviseren; voorbijgaan; voorbijrijden |
penetrera | binnen gaan; doordringen; penetreren |