Niederländisch
Detailübersetzungen für opstropen (Niederländisch) ins Schwedisch
opstropen:
-
opstropen (oprollen)
Konjugationen für opstropen:
o.t.t.
- stroop op
- stroopt op
- stroopt op
- stropen op
- stropen op
- stropen op
o.v.t.
- stroopte op
- stroopte op
- stroopte op
- stroopten op
- stroopten op
- stroopten op
v.t.t.
- heb opgestroopt
- hebt opgestroopt
- heeft opgestroopt
- hebben opgestroopt
- hebben opgestroopt
- hebben opgestroopt
v.v.t.
- had opgestroopt
- had opgestroopt
- had opgestroopt
- hadden opgestroopt
- hadden opgestroopt
- hadden opgestroopt
o.t.t.t.
- zal opstropen
- zult opstropen
- zal opstropen
- zullen opstropen
- zullen opstropen
- zullen opstropen
o.v.t.t.
- zou opstropen
- zou opstropen
- zou opstropen
- zouden opstropen
- zouden opstropen
- zouden opstropen
diversen
- stroop op!
- stroopt op!
- opgestroopt
- opstropend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für opstropen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
rulla upp | oprollen; opstropen |