Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für ophalen (Niederländisch) ins Schwedisch
ophalen:
-
ophalen (afhalen en meenemen; oppikken)
-
ophalen (meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
-
ophalen (omhooghalen)
-
ophalen
Konjugationen für ophalen:
o.t.t.
- haal op
- haalt op
- haalt op
- halen op
- halen op
- halen op
o.v.t.
- haalde op
- haalde op
- haalde op
- haalden op
- haalden op
- haalden op
v.t.t.
- heb opgehaald
- hebt opgehaald
- heeft opgehaald
- hebben opgehaald
- hebben opgehaald
- hebben opgehaald
v.v.t.
- had opgehaald
- had opgehaald
- had opgehaald
- hadden opgehaald
- hadden opgehaald
- hadden opgehaald
o.t.t.t.
- zal ophalen
- zult ophalen
- zal ophalen
- zullen ophalen
- zullen ophalen
- zullen ophalen
o.v.t.t.
- zou ophalen
- zou ophalen
- zou ophalen
- zouden ophalen
- zouden ophalen
- zouden ophalen
en verder
- ben opgehaald
- bent opgehaald
- is opgehaald
- zijn opgehaald
- zijn opgehaald
- zijn opgehaald
diversen
- haal op!
- haalt op!
- opgehaald
- ophalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für ophalen:
Synonyms for "ophalen":
Antonyme für "ophalen":
Verwandte Definitionen für "ophalen":
Wiktionary Übersetzungen für ophalen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ophalen | → avhämta; hämta; möta | ↔ abholen — transitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen |
• ophalen | → grina | ↔ sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn |
• ophalen | → inspirera; inandas; ingiva; råda | ↔ inspirer — faire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons. |
• ophalen | → hissa; upphisa; upphäva; upphöja | ↔ lever — Faire qu’une chose être plus haut qu’elle n’était. |
• ophalen | → hissa; upphisa; upphäva; upphöja | ↔ soulever — lever à une faible hauteur. |
• ophalen | → ladda ner | ↔ télécharger — Transférer d’un ordinateur distant vers un local (1) |
• ophalen | → hissa; upphisa; upphäva; upphöja | ↔ élever — Traductions à trier suivant le sens |