Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für onmiskenbaar (Niederländisch) ins Schwedisch

onmiskenbaar:

onmiskenbaar Adjektiv

  1. onmiskenbaar (onloochenbaar)
  2. onmiskenbaar (herkenbaar; duidelijk)
    uppenbart; otvekbart; uppenbar; otvetydig; ofelbart; otvetydigt
  3. onmiskenbaar (geprononceerd; uitgesproken; ondubbelzinnig; markant)
    utpräglad; uttalad; distinkt
  4. onmiskenbaar (overduidelijk; klaarblijkelijk)
    uppenbart; tydlig

Übersetzung Matrix für onmiskenbaar:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
utpräglad distinctief
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
distinkt geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken
obestridligt onloochenbaar; onmiskenbaar beslist; geheid; gewis; heus; onaanvechtbaar; onbetwistbaar; ongetwijfeld; onomstotelijk; onweerlegbaar; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
ofelbart duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar correct; keurig; loepzuiver; onberispelijk; onbesproken; onfeilbaar
oförneklig onloochenbaar; onmiskenbaar
oförnekligt onloochenbaar; onmiskenbaar
otvekbart duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
otvetydig duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
otvetydigt duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar
tydlig klaarblijkelijk; onmiskenbaar; overduidelijk duidelijk; verstaanbaar
uppenbar duidelijk; herkenbaar; onmiskenbaar duidelijk; flagrant; overduidelijk; zo klaar als een klontje; zonneklaar
uppenbart duidelijk; herkenbaar; klaarblijkelijk; onmiskenbaar; overduidelijk bemerkbaar; duidelijk; flagrant; helder; herkenbaar; hoorbaar; klaar als een klontje; merkbaar; overduidelijk; tastbaar; voelbaar; waarneembaar; zichtbaar; zo klaar als een klontje; zonneklaar
utpräglad geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken
uttalad geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken gesproken; verbaal; woordelijk

Verwandte Wörter für "onmiskenbaar":

  • onmiskenbare