Niederländisch
Detailübersetzungen für neerhalen (Niederländisch) ins Schwedisch
neerhalen:
-
neerhalen (neersabelen)
nedlägga; skjuta ned; låta springa över klivan; sticka ned-
låta springa över klivan Verb (låter springa över klivan, lät springa över klivan, låtit springa över klivan)
-
neerhalen (slopen; afbreken; omverhalen; uit elkaar halen; breken)
-
neerhalen (fel bekritiseren; omlaaghalen)
Konjugationen für neerhalen:
o.t.t.
- haal neer
- haalt neer
- haalt neer
- halen neer
- halen neer
- halen neer
o.v.t.
- haalde neer
- haalde neer
- haalde neer
- haalden neer
- haalden neer
- haalden neer
v.t.t.
- heb neergehaald
- hebt neergehaald
- heeft neergehaald
- hebben neergehaald
- hebben neergehaald
- hebben neergehaald
v.v.t.
- had neergehaald
- had neergehaald
- had neergehaald
- hadden neergehaald
- hadden neergehaald
- hadden neergehaald
o.t.t.t.
- zal neerhalen
- zult neerhalen
- zal neerhalen
- zullen neerhalen
- zullen neerhalen
- zullen neerhalen
o.v.t.t.
- zou neerhalen
- zou neerhalen
- zou neerhalen
- zouden neerhalen
- zouden neerhalen
- zouden neerhalen
en verder
- ben neergehaald
- bent neergehaald
- is neergehaald
- zijn neergehaald
- zijn neergehaald
- zijn neergehaald
diversen
- haal neer!
- haalt neer!
- neergehaald
- neerhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für neerhalen:
Wiktionary Übersetzungen für neerhalen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• neerhalen | → förnedra; förödmjuka | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• neerhalen | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• neerhalen | → slopa; förinta; förstöra | ↔ démolir — abattre pièce à pièce (se dit surtout en parlant des bâtiments, des constructions). |
• neerhalen | → meja | ↔ faucher — couper à la faux ou à la machine. |