Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- neerbuigend:
- neerbuigen:
-
Wiktionary:
- neerbuigend → Nedlåtande
Niederländisch
Detailübersetzungen für neerbuigend (Niederländisch) ins Schwedisch
neerbuigend:
-
neerbuigend (arrogant; hooghartig; verwaand; zelfingenomen; zelfgenoegzaam; uit de hoogte; hautain; hovaardig; aanmatigend; hoogmoedig)
-
neerbuigend (uit de hoogte; minachtend; trots; kleinerend; hooghartig; laatdunkend; geringschattend)
dryg; drygt; överlägset; högmodig; högdraget; förringande; förringandet; högmodigt-
dryg Adjektiv
-
drygt Adjektiv
-
överlägset Adjektiv
-
högmodig Adjektiv
-
högdraget Adjektiv
-
förringande Adjektiv
-
förringandet Adjektiv
-
högmodigt Adjektiv
-
-
neerbuigend (hoogmoedig; trots; arrogant; uit de hoogte; hovaardig; verwaand)
Übersetzung Matrix für neerbuigend:
Verwandte Wörter für "neerbuigend":
Wiktionary Übersetzungen für neerbuigend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• neerbuigend | → Nedlåtande | ↔ condescending — assuming a tone of superiority or a patronizing attitude |
neerbuigend form of neerbuigen:
-
neerbuigen
Konjugationen für neerbuigen:
o.t.t.
- buig neer
- buigt neer
- buigt neer
- buigen neer
- buigen neer
- buigen neer
o.v.t.
- boog neer
- boog neer
- boog neer
- bogen neer
- bogen neer
- bogen neer
v.t.t.
- ben neergebogen
- bent neergebogen
- is neergebogen
- zijn neergebogen
- zijn neergebogen
- zijn neergebogen
v.v.t.
- was neergebogen
- was neergebogen
- was neergebogen
- waren neergebogen
- waren neergebogen
- waren neergebogen
o.t.t.t.
- zal neerbuigen
- zult neerbuigen
- zal neerbuigen
- zullen neerbuigen
- zullen neerbuigen
- zullen neerbuigen
o.v.t.t.
- zou neerbuigen
- zou neerbuigen
- zou neerbuigen
- zouden neerbuigen
- zouden neerbuigen
- zouden neerbuigen
diversen
- buig neer!
- buigt neer!
- neergebogen
- neerbuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für neerbuigen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
böja ned | neerbuigen | |
böja ner | neerbuigen | |
sänka | neerbuigen | afnemen; inkrimpen; krimpen; lager maken; minder worden; neerbrengen; slinken; verkleinen; verlagen; verminderen |