Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. luw:
  2. luwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für luw (Niederländisch) ins Schwedisch

luw:

luw Adjektiv

  1. luw (windluw)
    skyddad; skyddat

Übersetzung Matrix für luw:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skyddad luw; windluw afgeschermd
skyddat luw; windluw afgeschermd

Verwandte Wörter für "luw":

  • luwer, luwere, luwst, luwste, luwe

luw form of luwen:

luwen Verb (luw, luwt, luwde, luwden, geluwd)

  1. luwen (tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; verflauwen)
    lugna ned
    • lugna ned Verb (lugnar ned, lugnade ned, lugnat ned)

Konjugationen für luwen:

o.t.t.
  1. luw
  2. luwt
  3. luwt
  4. luwen
  5. luwen
  6. luwen
o.v.t.
  1. luwde
  2. luwde
  3. luwde
  4. luwden
  5. luwden
  6. luwden
v.t.t.
  1. ben geluwd
  2. bent geluwd
  3. is geluwd
  4. zijn geluwd
  5. zijn geluwd
  6. zijn geluwd
v.v.t.
  1. was geluwd
  2. was geluwd
  3. was geluwd
  4. waren geluwd
  5. waren geluwd
  6. waren geluwd
o.t.t.t.
  1. zal luwen
  2. zult luwen
  3. zal luwen
  4. zullen luwen
  5. zullen luwen
  6. zullen luwen
o.v.t.t.
  1. zou luwen
  2. zou luwen
  3. zou luwen
  4. zouden luwen
  5. zouden luwen
  6. zouden luwen
diversen
  1. luw!
  2. luwt!
  3. geluwd
  4. luwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für luwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lugna ned luwen; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; wegsterven pacificeren