Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. legeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für legeer (Niederländisch) ins Schwedisch

legeren:

legeren Verb (legeer, legeert, legeerde, legeerden, gelegeerd)

  1. legeren
    tälta; ligga i läger
    • tälta Verb (tältar, tältade, tältat)
    • ligga i läger Verb (ligger i läger, låg i läger, legat i läger)

Konjugationen für legeren:

o.t.t.
  1. legeer
  2. legeert
  3. legeert
  4. legeren
  5. legeren
  6. legeren
o.v.t.
  1. legeerde
  2. legeerde
  3. legeerde
  4. legeerden
  5. legeerden
  6. legeerden
v.t.t.
  1. heb gelegeerd
  2. hebt gelegeerd
  3. heeft gelegeerd
  4. hebben gelegeerd
  5. hebben gelegeerd
  6. hebben gelegeerd
v.v.t.
  1. had gelegeerd
  2. had gelegeerd
  3. had gelegeerd
  4. hadden gelegeerd
  5. hadden gelegeerd
  6. hadden gelegeerd
o.t.t.t.
  1. zal legeren
  2. zult legeren
  3. zal legeren
  4. zullen legeren
  5. zullen legeren
  6. zullen legeren
o.v.t.t.
  1. zou legeren
  2. zou legeren
  3. zou legeren
  4. zouden legeren
  5. zouden legeren
  6. zouden legeren
en verder
  1. ben gelegeerd
  2. bent gelegeerd
  3. is gelegeerd
  4. zijn gelegeerd
  5. zijn gelegeerd
  6. zijn gelegeerd
diversen
  1. legeer!
  2. legeert!
  3. gelegeerd
  4. legerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für legeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ligga i läger legeren
tälta legeren

Verwandte Wörter für "legeren":


Wiktionary Übersetzungen für legeren:


Cross Translation:
FromToVia
legeren legera alloy — mix or combine