Niederländisch
Detailübersetzungen für laten zien (Niederländisch) ins Schwedisch
laten zien:
-
laten zien (presenteren; tonen; vertonen)
-
laten zien (getuigen van; laten blijken)
-
laten zien (presenteren; tonen; voorleggen; offreren; aanbieden)
visa; sätta fram för visning-
sätta fram för visning Verb (sätter fram för visning, satte fram för visning, satt fram för visning)
-
laten zien (tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; voordedaghalen)
-
laten zien (tevoorschijn brengen)
Konjugationen für laten zien:
o.t.t.
- laat zien
- laat zien
- laat zien
- laten zien
- laten zien
- laten zien
o.v.t.
- liet zien
- liet zien
- liet zien
- lieten zien
- lieten zien
- lieten zien
v.t.t.
- heb laten zien
- hebt laten zien
- heeft laten zien
- hebben laten zien
- hebben laten zien
- hebben laten zien
v.v.t.
- had laten zien
- had laten zien
- had laten zien
- hadden laten zien
- hadden laten zien
- hadden laten zien
o.t.t.t.
- zal laten zien
- zult laten zien
- zal laten zien
- zullen laten zien
- zullen laten zien
- zullen laten zien
o.v.t.t.
- zou laten zien
- zou laten zien
- zou laten zien
- zouden laten zien
- zouden laten zien
- zouden laten zien
diversen
- laat zien!
- laat zien!
- laten zien
- zien latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
laten zien (demonstratie)