Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. konkelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für konkelen (Niederländisch) ins Schwedisch

konkelen:

konkelen Verb (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)

  1. konkelen (intrigeren; kuipen)
    stämpla; intrigera
    • stämpla Verb (stämplar, stämplade, stämplat)
    • intrigera Verb (intrigerar, intrigerade, intrigerat)

Konjugationen für konkelen:

o.t.t.
  1. konkel
  2. konkelt
  3. konkelt
  4. konkelen
  5. konkelen
  6. konkelen
o.v.t.
  1. konkelde
  2. konkelde
  3. konkelde
  4. konkelden
  5. konkelden
  6. konkelden
v.t.t.
  1. heb gekonkeld
  2. hebt gekonkeld
  3. heeft gekonkeld
  4. hebben gekonkeld
  5. hebben gekonkeld
  6. hebben gekonkeld
v.v.t.
  1. had gekonkeld
  2. had gekonkeld
  3. had gekonkeld
  4. hadden gekonkeld
  5. hadden gekonkeld
  6. hadden gekonkeld
o.t.t.t.
  1. zal konkelen
  2. zult konkelen
  3. zal konkelen
  4. zullen konkelen
  5. zullen konkelen
  6. zullen konkelen
o.v.t.t.
  1. zou konkelen
  2. zou konkelen
  3. zou konkelen
  4. zouden konkelen
  5. zouden konkelen
  6. zouden konkelen
diversen
  1. konkel!
  2. konkelt!
  3. gekonkeld
  4. konkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für konkelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
intrigera komplotteren; samenzweren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
intrigera intrigeren; konkelen; kuipen
stämpla intrigeren; konkelen; kuipen afstempelen; beplakken; keurmerken; slecht voorstellen; stempel drukken op; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; steun trekken; uitkering krijgen; verketteren