Niederländisch
Detailübersetzungen für keffen (Niederländisch) ins Schwedisch
keffen:
-
keffen (blaffen)
Konjugationen für keffen:
o.t.t.
- kef
- keft
- keft
- keffen
- keffen
- keffen
o.v.t.
- kefte
- kefte
- kefte
- keften
- keften
- keften
v.t.t.
- heb gekeft
- hebt gekeft
- heeft gekeft
- hebben gekeft
- hebben gekeft
- hebben gekeft
v.v.t.
- had gekeft
- had gekeft
- had gekeft
- hadden gekeft
- hadden gekeft
- hadden gekeft
o.t.t.t.
- zal keffen
- zult keffen
- zal keffen
- zullen keffen
- zullen keffen
- zullen keffen
o.v.t.t.
- zou keffen
- zou keffen
- zou keffen
- zouden keffen
- zouden keffen
- zouden keffen
diversen
- kef!
- keft!
- gekeft
- keffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für keffen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skrika | gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen | |
skälla | bast; schors | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skrika | blaffen; keffen | aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; praaien; razen; roepen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |
skälla | blaffen; keffen |