Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für hakketakken (Niederländisch) ins Schwedisch
hakketakken:
-
hakketakken (bekvechten; ruzieën; twisten; bakkeleien)
Konjugationen für hakketakken:
o.t.t.
- hakketak
- hakketakt
- hakketakt
- hakketakken
- hakketakken
- hakketakken
o.v.t.
- hakketakte
- hakketakte
- hakketakte
- hakketakten
- hakketakten
- hakketakten
v.t.t.
- heb gehakketakt
- hebt gehakketakt
- heeft gehakketakt
- hebben gehakketakt
- hebben gehakketakt
- hebben gehakketakt
v.v.t.
- had gehakketakt
- had gehakketakt
- had gehakketakt
- hadden gehakketakt
- hadden gehakketakt
- hadden gehakketakt
o.t.t.t.
- zal hakketakken
- zult hakketakken
- zal hakketakken
- zullen hakketakken
- zullen hakketakken
- zullen hakketakken
o.v.t.t.
- zou hakketakken
- zou hakketakken
- zou hakketakken
- zouden hakketakken
- zouden hakketakken
- zouden hakketakken
diversen
- hakketak!
- hakketakt!
- gehakketakt
- hakketakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für hakketakken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gnabbas | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | kibbelen |
gräla | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | bakkeleien; duelleren; in onmin geraken; kampen; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie hebben; ruzie maken; ruziën; twisten; uitbrander geven; vechten |
kiva | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | |
munhuggas | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | |
tvista | bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten | in onmin geraken; kiften; kijven; krakelen; ruzie hebben; ruzie maken; ruziën; twisten |