Niederländisch
Detailübersetzungen für gelijk trekken (Niederländisch) ins Schwedisch
gelijk trekken:
-
gelijk trekken
Konjugationen für gelijk trekken:
o.t.t.
- trek gelijk
- trekt gelijk
- trekt gelijk
- trekken gelijk
- trekken gelijk
- trekken gelijk
o.v.t.
- trok gelijk
- trok gelijk
- trok gelijk
- trokken gelijk
- trokken gelijk
- trokken gelijk
v.t.t.
- heb gelijk getrokken
- hebt gelijk getrokken
- heeft gelijk getrokken
- hebben gelijk getrokken
- hebben gelijk getrokken
- hebben gelijk getrokken
v.v.t.
- had gelijk getrokken
- had gelijk getrokken
- had gelijk getrokken
- hadden gelijk getrokken
- hadden gelijk getrokken
- hadden gelijk getrokken
o.t.t.t.
- zal gelijk trekken
- zult gelijk trekken
- zal gelijk trekken
- zullen gelijk trekken
- zullen gelijk trekken
- zullen gelijk trekken
o.v.t.t.
- zou gelijk trekken
- zou gelijk trekken
- zou gelijk trekken
- zouden gelijk trekken
- zouden gelijk trekken
- zouden gelijk trekken
diversen
- trek gelijk!
- trekt gelijk!
- gelijk getrokken
- gelijk trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für gelijk trekken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
jämna | gelijk trekken | afdoen; afhandelen; afplatten; afstrijken; beslechten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; lepel afstrijken; nivelleren; planeren; platmaken; rechtmaken; twist uit de weg ruimen; vlak maken |
utjämna | gelijk trekken | balanceren; evenaren; gelijkmaken; in evenwicht brengen; nivelleren; planeren; uitbalanceren; vlak maken |