Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. falen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für falend (Niederländisch) ins Schwedisch

falen:

falen Verb (faal, faalt, faalde, faalden, gefaald)

  1. falen (mislukken; verkeerd lopen; misgaan; )
    misslyckas; tappa ansikte
    • misslyckas Verb (misslyckar, misslyckade, misslyckat)
    • tappa ansikte Verb (tappar ansikte, tappade ansikte, tappat ansikte)

Konjugationen für falen:

o.t.t.
  1. faal
  2. faalt
  3. faalt
  4. falen
  5. falen
  6. falen
o.v.t.
  1. faalde
  2. faalde
  3. faalde
  4. faalden
  5. faalden
  6. faalden
v.t.t.
  1. heb gefaald
  2. hebt gefaald
  3. heeft gefaald
  4. hebben gefaald
  5. hebben gefaald
  6. hebben gefaald
v.v.t.
  1. had gefaald
  2. had gefaald
  3. had gefaald
  4. hadden gefaald
  5. hadden gefaald
  6. hadden gefaald
o.t.t.t.
  1. zal falen
  2. zult falen
  3. zal falen
  4. zullen falen
  5. zullen falen
  6. zullen falen
o.v.t.t.
  1. zou falen
  2. zou falen
  3. zou falen
  4. zouden falen
  5. zouden falen
  6. zouden falen
diversen
  1. faal!
  2. faalt!
  3. gefaald
  4. falend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für falen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
misslyckas afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen bederven; in de war sturen; klungelen; klunzen; knoeien; nekken; prutsen; ruïneren; stuntelen; te kort schieten; tegenvallen; verzieken
tappa ansikte afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen

Antonyme für "falen":


Verwandte Definitionen für "falen":

  1. niet lukken, niet het verwachte resultaat opleveren1
    • bij deze opdracht heeft hij gefaald1

Wiktionary Übersetzungen für falen:

falen
verb
  1. niet bereiken van doelen

Cross Translation:
FromToVia
falen misslyckas fail — be unsuccessful
falen misslyckas fail — not achieve a goal
falen halka slip — to lose one's traction
falen få motorstopp tomber en panne — Arriver dans une situation où un outil ou un véhicule ne fonctionne plus par manque de carburant où à cause de batteries vides, ou encore doit être réparé.