Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. brengen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für breng (Niederländisch) ins Schwedisch

brengen:

brengen Verb (breng, brengt, bracht, brachten, gebracht)

  1. brengen (aanleveren; leveren; bezorgen; )
    skicka; leverera; lämna
    • skicka Verb (skickar, skickade, skickat)
    • leverera Verb (levererar, levererade, levererat)
    • lämna Verb (lämnar, lämnade, lämnat)
  2. brengen (thuisbezorgen; bezorgen; afleveren; bestellen; rondbrengen)
    leverera; ge; överlämna; lämna ut; lämna över
    • leverera Verb (levererar, levererade, levererat)
    • ge Verb (ger, gav, givit)
    • överlämna Verb (överlämnar, överlämnade, överlämnat)
    • lämna ut Verb (lämnar ut, lämnade ut, lämnat ut)
    • lämna över Verb (lämnar över, lämnade över, lämnat över)
  3. brengen (meebrengen; langs brengen)
    ta med; bringa
    • ta med Verb (tar med, tog med, tagit med)
    • bringa Verb (bringar, bringade, bringat)
  4. brengen (thuisbezorgen; bestellen; afgeven; )
    hemleverera
    • hemleverera Verb (hemlevererar, hemlevererade, hemlevererat)

Konjugationen für brengen:

o.t.t.
  1. breng
  2. brengt
  3. brengt
  4. brengen
  5. brengen
  6. brengen
o.v.t.
  1. bracht
  2. bracht
  3. bracht
  4. brachten
  5. brachten
  6. brachten
v.t.t.
  1. heb gebracht
  2. hebt gebracht
  3. heeft gebracht
  4. hebben gebracht
  5. hebben gebracht
  6. hebben gebracht
v.v.t.
  1. had gebracht
  2. had gebracht
  3. had gebracht
  4. hadden gebracht
  5. hadden gebracht
  6. hadden gebracht
o.t.t.t.
  1. zal brengen
  2. zult brengen
  3. zal brengen
  4. zullen brengen
  5. zullen brengen
  6. zullen brengen
o.v.t.t.
  1. zou brengen
  2. zou brengen
  3. zou brengen
  4. zouden brengen
  5. zouden brengen
  6. zouden brengen
en verder
  1. ben gebracht
  2. bent gebracht
  3. is gebracht
  4. zijn gebracht
  5. zijn gebracht
  6. zijn gebracht
diversen
  1. breng!
  2. brengt!
  3. gebracht
  4. brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für brengen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lämna heengaan; vertrekken; weggaan
skicka verzending
ta med langs brengen; meebrengen
överlämna afdracht; inlevering
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bringa brengen; langs brengen; meebrengen
ge afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aangeven; aanreiken; afgeven; doneren; geven; komen tot; leveren; overgeven; overhandigen; reiken; schenken; toesteken
hemleverera afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; overhandigen; thuisbezorgen
leverera aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toeleveren afgeven; geven; inleveren; leveren; overhandigen; schenken; verlenen; verstrekken
lämna aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren afbreken; afstand doen; afzien; eraf gaan; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan; zich verwijderen
lämna ut afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen
lämna över afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen geven; schenken; verlenen; verstrekken
skicka aanleveren; afleveren; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; toeleveren aanbieden; aangeven; aanreiken; geven; opsturen; posten; reiken; sturen; toezenden; versturen; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
ta med brengen; langs brengen; meebrengen
överlämna afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aangeven; aanreiken; afgeven; consigneren; geven; in consignatie zenden; overgeven; overhandigen; toesteken

Antonyme für "brengen":


Verwandte Definitionen für "brengen":

  1. daarheen vervoeren of begeleiden1
    • ze brengt de kinderen naar school1
  2. ervoor zorgen dat een bepaalde toestand ontstaat1
    • hij brengt het water aan de kook1
  3. hem ertoe aansporen1
    • wat heeft hem ertoe gebracht zo hard te rijden?1
  4. het bereiken1
    • hij heeft het tot leraar gebracht1

Wiktionary Übersetzungen für brengen:


Cross Translation:
FromToVia
brengen ta; medföra; bringa; tillföra bring — to transport toward somebody/somewhere
brengen utmynna; sluta; föra; leda; öppna sig; suppurera aboutirtoucher par un bout.
brengen medbringa apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
brengen föra conduiremener, guider, diriger vers un lieu déterminé.