Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aanscherpen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanscherpen (Niederländisch) ins Schwedisch

aanscherpen:

aanscherpen Verb

  1. aanscherpen (intensiveren; versterken; toespitsen; verhevigen)
    förstärka; stärka; fördjupa; intensifiera
    • förstärka Verb (förstärker, förstärkte, förstärkt)
    • stärka Verb (stärker, stärkte, stärkt)
    • fördjupa Verb (fördjuper, fördjupte, fördjupt)
    • intensifiera Verb (intensifierar, intensifierade, intensifierat)
  2. aanscherpen (aanspitsen)
    slipa; vässa
    • slipa Verb (slipar, slipade, slipat)
    • vässa Verb (vässar, vässade, vässat)

Übersetzung Matrix für aanscherpen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fördjupa aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken uitdiepen; verdiepen
förstärka aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken sterker maken
intensifiera aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken
slipa aanscherpen; aanspitsen aanslijpen; aanzetten; een slepende gang hebben; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten
stärka aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken consolideren; sterker maken; stijf maken; stijven; verstevigen
vässa aanscherpen; aanspitsen aanslijpen; scherp maken; slijpen

Wiktionary Übersetzungen für aanscherpen:


Cross Translation:
FromToVia
aanscherpen vässa sharpen — to make sharp