Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. fietsen:
  2. fiets:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für fietsen (Niederländisch) ins Schwedisch

fietsen:

fietsen Verb (fiets, fietst, fietste, fietsten, gefietst)

  1. fietsen
    åka cykel; cykla
    • åka cykel Verb (åker cykel, åkte cykel, åkt cykel)
    • cykla Verb (cyklar, cyklade, cyklat)

Konjugationen für fietsen:

o.t.t.
  1. fiets
  2. fietst
  3. fietst
  4. fietsen
  5. fietsen
  6. fietsen
o.v.t.
  1. fietste
  2. fietste
  3. fietste
  4. fietsten
  5. fietsten
  6. fietsten
v.t.t.
  1. heb gefietst
  2. hebt gefietst
  3. heeft gefietst
  4. hebben gefietst
  5. hebben gefietst
  6. hebben gefietst
v.v.t.
  1. had gefietst
  2. had gefietst
  3. had gefietst
  4. hadden gefietst
  5. hadden gefietst
  6. hadden gefietst
o.t.t.t.
  1. zal fietsen
  2. zult fietsen
  3. zal fietsen
  4. zullen fietsen
  5. zullen fietsen
  6. zullen fietsen
o.v.t.t.
  1. zou fietsen
  2. zou fietsen
  3. zou fietsen
  4. zouden fietsen
  5. zouden fietsen
  6. zouden fietsen
en verder
  1. ben gefietst
  2. bent gefietst
  3. is gefietst
  4. zijn gefietst
  5. zijn gefietst
  6. zijn gefietst
diversen
  1. fiets!
  2. fietst!
  3. gefietst
  4. fietsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für fietsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cykla fietsen
åka cykel fietsen

Verwandte Wörter für "fietsen":


Wiktionary Übersetzungen für fietsen:

fietsen
verb
  1. op een fiets rijden

Cross Translation:
FromToVia
fietsen cykla cycle — to ride a cycle
fietsen cykla Rad fahren — (intransitiv) mit einem Fahrrad fahren
fietsen cykla radeln — (umgangssprachlich) insbesondere in Süddeutschland gebräuchlich: Fahrrad fahren

fietsen form of fiets:

fiets [de ~] Nomen

  1. de fiets (rijwiel)
    cykel

Übersetzung Matrix für fiets:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cykel fiets; rijwiel cyclus; tweewieler
- rijwiel

Verwandte Wörter für "fiets":


Verwandte Definitionen für "fiets":

  1. vervoermiddel met twee wielen en trappers die je rond moet draaien1
    • in Nederland heeft bijna iedereen een fiets1

Wiktionary Übersetzungen für fiets:


Cross Translation:
FromToVia
fiets tvåhjuling; cykel bicycle — vehicle
fiets cykel bike — bicycle
fiets cykel Fahrrad — meist zweirädriges, von Menschenkraft angetriebenes Fahrzeug
fiets cykel Rad — kurz für Fahrrad
fiets cykel Velo — schweiz.|: meist zweirädriges, von Menschenkraft angetriebenes Fahrzeug
fiets cykel bicyclettevéhicule munir de deux roues, propulsé à la seule force des muscles à l’aide d’un pédalier relié à la roue arrière au moyen d’une chaîne.
fiets hoj bécane — (familier, fr) bicyclette ; vélo.