Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. beredeneerd:
  2. beredeneren:
  3. Wiktionary:
    • beredeneerd → slug


Niederländisch

Detailübersetzungen für beredeneerd (Niederländisch) ins Schwedisch

beredeneerd:

beredeneerd Adjektiv

  1. beredeneerd

Übersetzung Matrix für beredeneerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
väl resonerad beredeneerd

Wiktionary Übersetzungen für beredeneerd:


Cross Translation:
FromToVia
beredeneerd slug prudent — practically wise, judicious, shrewd

beredeneerd form of beredeneren:

beredeneren Verb (beredeneer, beredeneert, beredeneerde, beredeneerden, beredeneerd)

  1. beredeneren (argumenteren; redeneren)
    diskutera; resonera
    • diskutera Verb (diskuterar, diskuterade, diskuterat)
    • resonera Verb (resonerar, resonerade, resonerat)

Konjugationen für beredeneren:

o.t.t.
  1. beredeneer
  2. beredeneert
  3. beredeneert
  4. beredeneren
  5. beredeneren
  6. beredeneren
o.v.t.
  1. beredeneerde
  2. beredeneerde
  3. beredeneerde
  4. beredeneerden
  5. beredeneerden
  6. beredeneerden
v.t.t.
  1. heb beredeneerd
  2. hebt beredeneerd
  3. heeft beredeneerd
  4. hebben beredeneerd
  5. hebben beredeneerd
  6. hebben beredeneerd
v.v.t.
  1. had beredeneerd
  2. had beredeneerd
  3. had beredeneerd
  4. hadden beredeneerd
  5. hadden beredeneerd
  6. hadden beredeneerd
o.t.t.t.
  1. zal beredeneren
  2. zult beredeneren
  3. zal beredeneren
  4. zullen beredeneren
  5. zullen beredeneren
  6. zullen beredeneren
o.v.t.t.
  1. zou beredeneren
  2. zou beredeneren
  3. zou beredeneren
  4. zouden beredeneren
  5. zouden beredeneren
  6. zouden beredeneren
diversen
  1. beredeneer!
  2. beredeneert!
  3. beredeneerd
  4. beredenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beredeneren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
diskutera bespreken; spreken over
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
diskutera argumenteren; beredeneren; redeneren argumenteren; bediscussiëren; bepraten; bespreken; converseren; debatteren; discussiëren; disputeren; doordiscussiëren; doorpraten; doorspreken; onderwerp behandelen; praten; praten over; redetwisten; spreken; spreken over; twisten
resonera argumenteren; beredeneren; redeneren