Niederländisch
Detailübersetzungen für kenmerken (Niederländisch) ins Schwedisch
kenmerken:
-
kenmerken (kenschetsen; karakteriseren; typeren)
-
kenmerken (karakteriseren; tekenen; typeren; kenschetsen)
Konjugationen für kenmerken:
o.t.t.
- kenmerk
- kenmerkt
- kenmerkt
- kenmerken
- kenmerken
- kenmerken
o.v.t.
- kenmerkte
- kenmerkte
- kenmerkte
- kenmerkten
- kenmerkten
- kenmerkten
v.t.t.
- heb gekenmerkt
- hebt gekenmerkt
- heeft gekenmerkt
- hebben gekenmerkt
- hebben gekenmerkt
- hebben gekenmerkt
v.v.t.
- had gekenmerkt
- had gekenmerkt
- had gekenmerkt
- hadden gekenmerkt
- hadden gekenmerkt
- hadden gekenmerkt
o.t.t.t.
- zal kenmerken
- zult kenmerken
- zal kenmerken
- zullen kenmerken
- zullen kenmerken
- zullen kenmerken
o.v.t.t.
- zou kenmerken
- zou kenmerken
- zou kenmerken
- zouden kenmerken
- zouden kenmerken
- zouden kenmerken
en verder
- ben gekenmerkt
- bent gekenmerkt
- is gekenmerkt
- zijn gekenmerkt
- zijn gekenmerkt
- zijn gekenmerkt
diversen
- kenmerk!
- kenmerkt!
- gekenmerkt
- kenmerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für kenmerken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
beskriva | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren | afschilderen; beschrijven; mededelen; omschrijven; schetsen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; weergeven; zeggen |
beteckna | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | |
definiera | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; definiëren; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; preciseren |
karakterisera | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | |
känneteckna | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | indexeren; van indexnummers voorzien |
utmärka | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren |
Verwandte Wörter für "kenmerken":
Wiktionary Übersetzungen für kenmerken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kenmerken | → markera | ↔ kennzeichnen — mit einer Markierung, einem Kennzeichen versehen |
• kenmerken | → uppvisa; utpeka; kora | ↔ désigner — Traduction à trier |
• kenmerken | → märka; stämpla | ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général). |
kenmerk:
-
het kenmerk (karakterisering; eigenschap; karakteristiek; typering)
karaktisera-
karaktisera Nomen
-
-
het kenmerk (karaktertrek; karakteristiek; eigenschap; stigma)
-
het kenmerk (karakteristiek; eigenschap)
-
het kenmerk (iemand kenmerken; kenteken; etiket)
beskriva någon-
beskriva någon Nomen
-
-
het kenmerk (karaktertrek; karaktereigenschap; kwalititeit)
-
het kenmerk (merkteken; eigenschap; merk)
-
het kenmerk