Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- verenigen:
-
Wiktionary:
- verenigen → representera, personifiera, foga samman, sammanfoga, slå samman, föra samman, förena, para ihop, para, sammankoppla, para sig, ansluta, bifoga
Niederländisch
Detailübersetzungen für verenigen (Niederländisch) ins Schwedisch
verenigen:
-
verenigen (verzamelen)
Konjugationen für verenigen:
o.t.t.
- verenig
- verenigt
- verenigt
- verenigen
- verenigen
- verenigen
o.v.t.
- verenigde
- verenigde
- verenigde
- verenigden
- verenigden
- verenigden
v.t.t.
- heb verenigd
- hebt verenigd
- heeft verenigd
- hebben verenigd
- hebben verenigd
- hebben verenigd
v.v.t.
- had verenigd
- had verenigd
- had verenigd
- hadden verenigd
- hadden verenigd
- hadden verenigd
o.t.t.t.
- zal verenigen
- zult verenigen
- zal verenigen
- zullen verenigen
- zullen verenigen
- zullen verenigen
o.v.t.t.
- zou verenigen
- zou verenigen
- zou verenigen
- zouden verenigen
- zouden verenigen
- zouden verenigen
en verder
- ben verenigd
- bent verenigd
- is verenigd
- zijn verenigd
- zijn verenigd
- zijn verenigd
diversen
- verenig!
- verenigt!
- verenigd
- verenigen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verenigen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
samla | verenigen; verzamelen | afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; meenemen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppikken; oppotten; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen |
Antonyme für "verenigen":
Verwandte Definitionen für "verenigen":
Wiktionary Übersetzungen für verenigen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verenigen | → representera; personifiera | ↔ epitomize — be an epitome |
• verenigen | → foga samman; sammanfoga; slå samman; föra samman | ↔ join — to combine more than one item into one; to put together |
• verenigen | → förena; slå samman | ↔ unify — cause to become one |
• verenigen | → förena | ↔ unite — to come or bring together as one |
• verenigen | → para ihop; para; sammankoppla; para sig | ↔ accoupler — joindre deux choses ensemble. |
• verenigen | → ansluta; bifoga | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |