Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für verroeren (Niederländisch) ins Schwedisch
verroeren:
-
verroeren
Konjugationen für verroeren:
o.t.t.
- verroer
- verroert
- verroert
- verroeren
- verroeren
- verroeren
o.v.t.
- verroerde
- verroerde
- verroerde
- verroerden
- verroerden
- verroerden
v.t.t.
- heb verroerd
- hebt verroerd
- heeft verroerd
- hebben verroerd
- hebben verroerd
- hebben verroerd
v.v.t.
- had verroerd
- had verroerd
- had verroerd
- hadden verroerd
- hadden verroerd
- hadden verroerd
o.t.t.t.
- zal verroeren
- zult verroeren
- zal verroeren
- zullen verroeren
- zullen verroeren
- zullen verroeren
o.v.t.t.
- zou verroeren
- zou verroeren
- zou verroeren
- zouden verroeren
- zouden verroeren
- zouden verroeren
diversen
- verroer!
- verroert!
- verroerd
- verroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze