Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. woelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für woelen (Niederländisch) ins Schwedisch

woelen:

woelen Verb (woel, woelt, woelde, woelden, gewoeld)

  1. woelen (wroeten; wurmen)
    gräva
    • gräva Verb (gräver, grävde, grävt)

Konjugationen für woelen:

o.t.t.
  1. woel
  2. woelt
  3. woelt
  4. woelen
  5. woelen
  6. woelen
o.v.t.
  1. woelde
  2. woelde
  3. woelde
  4. woelden
  5. woelden
  6. woelden
v.t.t.
  1. heb gewoeld
  2. hebt gewoeld
  3. heeft gewoeld
  4. hebben gewoeld
  5. hebben gewoeld
  6. hebben gewoeld
v.v.t.
  1. had gewoeld
  2. had gewoeld
  3. had gewoeld
  4. hadden gewoeld
  5. hadden gewoeld
  6. hadden gewoeld
o.t.t.t.
  1. zal woelen
  2. zult woelen
  3. zal woelen
  4. zullen woelen
  5. zullen woelen
  6. zullen woelen
o.v.t.t.
  1. zou woelen
  2. zou woelen
  3. zou woelen
  4. zouden woelen
  5. zouden woelen
  6. zouden woelen
diversen
  1. woel!
  2. woelt!
  3. gewoeld
  4. woelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für woelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gräva woelen; wroeten; wurmen delven; doorwroeten; graaien; grabbelen; graven; snuffelen; wroetend onderzoeken

Wiktionary Übersetzungen für woelen:


Cross Translation:
FromToVia
woelen vrida och vända toss and turn — unable to lie still
woelen gräva creuser — Faire un trou, un orifice.