Niederländisch
Detailübersetzungen für omzien (Niederländisch) ins Schwedisch
omzien:
-
omzien (terugkijken; omkijken; achteruitkijken)
Konjugationen für omzien:
o.t.t.
- zie om
- ziet om
- ziet om
- zien om
- zien om
- zien om
o.v.t.
- zag om
- zag om
- zag om
- zagen om
- zagen om
- zagen om
v.t.t.
- heb omgezien
- hebt omgezien
- heeft omgezien
- hebben omgezien
- hebben omgezien
- hebben omgezien
v.v.t.
- had omgezien
- had omgezien
- had omgezien
- hadden omgezien
- hadden omgezien
- hadden omgezien
o.t.t.t.
- zal omzien
- zult omzien
- zal omzien
- zullen omzien
- zullen omzien
- zullen omzien
o.v.t.t.
- zou omzien
- zou omzien
- zou omzien
- zouden omzien
- zouden omzien
- zouden omzien
diversen
- zie om!
- ziet om!
- omgezien
- omziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omzien:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
titta tillbaka | terugblik | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
se sig om | achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken | |
se tillbaka | achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken | |
titta om | achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken | |
titta tillbaka | achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken |