Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für geschud (Niederländisch) ins Schwedisch
geschud:
Übersetzung Matrix für geschud:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skakning | geschok; geschud | convulsie; hort; huivering; kramp; rilling; samentrekking; schok; schokkende beweging; schouderophalen; siddering; stoot; stuip; stuiptrekking; tremor; trilling |
stöt | geschok; geschud | bons; duw; duwtje; hengst; hobbeling; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; pof; por; stoot; stootje; stuwdruk; zet |
Other | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
stöt | botsing | |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
skakning | stuiptrekkend |
geschud form of schudden:
-
schudden (trillen; beven)
-
schudden (heen en weer bewegen)
Konjugationen für schudden:
o.t.t.
- schud
- schudt
- schudt
- schudden
- schudden
- schudden
o.v.t.
- schudde
- schudde
- schudde
- schudden
- schudden
- schudden
v.t.t.
- heb geschud
- hebt geschud
- heeft geschud
- hebben geschud
- hebben geschud
- hebben geschud
v.v.t.
- had geschud
- had geschud
- had geschud
- hadden geschud
- hadden geschud
- hadden geschud
o.t.t.t.
- zal schudden
- zult schudden
- zal schudden
- zullen schudden
- zullen schudden
- zullen schudden
o.v.t.t.
- zou schudden
- zou schudden
- zou schudden
- zouden schudden
- zouden schudden
- zouden schudden
en verder
- ben geschud
- bent geschud
- is geschud
- zijn geschud
- zijn geschud
- zijn geschud
diversen
- schud!
- schudt!
- geschud
- schuddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für schudden:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gunga | schommel | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
darra | heen en weer bewegen; schudden | beven; bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden; popelen; rillen; sidderen |
gunga | beven; schudden; trillen | bengelen; deinen; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken |
skaka | beven; heen en weer bewegen; schudden; trillen | beven; bibberen; griezelen; gruwen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden; omschudden; sidderen; stuiptrekken; trillen; vibreren |
vibrera | heen en weer bewegen; schudden | trillen; vibreren |
Verwandte Definitionen für "schudden":
Wiktionary Übersetzungen für schudden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schudden | → kupera | ↔ cut — to divide a pack of playing cards |
• schudden | → skaka | ↔ rock — cause to shake or sway violently |
• schudden | → skaka | ↔ shake — transitive: to cause to move |
• schudden | → blanda | ↔ shuffle — to put in a random order |
• schudden | → svinga | ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens |
• schudden | → diskutera; orda om | ↔ débattre — discuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments. |