Niederländisch
Detailübersetzungen für duizelig worden (Niederländisch) ins Schwedisch
duizelig worden:
duizelig worden Verb (word duizelig, wordt duizelig, werd duizelig, werden duizelig, duizelig geworden)
-
duizelig worden
Konjugationen für duizelig worden:
o.t.t.
- word duizelig
- wordt duizelig
- wordt duizelig
- worden duizelig
- worden duizelig
- worden duizelig
o.v.t.
- werd duizelig
- werd duizelig
- werd duizelig
- werden duizelig
- werden duizelig
- werden duizelig
v.t.t.
- ben duizelig geworden
- bent duizelig geworden
- is duizelig geworden
- zijn duizelig geworden
- zijn duizelig geworden
- zijn duizelig geworden
v.v.t.
- was duizelig geworden
- was duizelig geworden
- was duizelig geworden
- waren duizelig geworden
- waren duizelig geworden
- waren duizelig geworden
o.t.t.t.
- zal duizelig worden
- zult duizelig worden
- zal duizelig worden
- zullen duizelig worden
- zullen duizelig worden
- zullen duizelig worden
o.v.t.t.
- zou duizelig worden
- zou duizelig worden
- zou duizelig worden
- zouden duizelig worden
- zouden duizelig worden
- zouden duizelig worden
diversen
- word duizelig!
- wordt duizelig!
- duizelig geworden
- duizelig wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für duizelig worden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
svindla | duizelig worden | afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; misleiden; neppen; oplichten; verneuken; zwendelen |