Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aanleg:
  2. aanleggen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanleg (Niederländisch) ins Schwedisch

aanleg:

aanleg [de ~ (m)] Nomen

  1. de aanleg (talent; capaciteit; bekwaamheid; )
    begåvelse; talang; möjlighet

Übersetzung Matrix für aanleg:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
begåvelse aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
möjlighet aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft gelegenheid; kans; mogelijkheid
talang aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft begaafdheden; faculteit
- talent
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
talang begaafd; begenadigd; getalenteerd; talentrijk; talentvol

Synonyms for "aanleg":


Antonyme für "aanleg":


Verwandte Definitionen für "aanleg":

  1. het maken of bouwen van iets1
    • wie betaalt de aanleg van die nieuwe weg?1
  2. aangeboren handigheid of geschiktheid voor iets1
    • Joop heeft aanleg voor wiskunde1

Wiktionary Übersetzungen für aanleg:


Cross Translation:
FromToVia
aanleg fallenhet; skicklighet aptitude — Capacité, compétence, disposition naturelle à faire quelque chose.

aanleggen:

aanleggen Verb (leg aan, legt aan, legde aan, legden aan, aangelegd)

  1. aanleggen (monteren en aansluiten; installeren; plaatsen; aanbrengen)
    sätta ihop; montera
    • sätta ihop Verb (sätter ihop, satte ihop, satt ihop)
    • montera Verb (monterar, monterade, monterat)
  2. aanleggen (vastmeren; aanmeren; vastleggen; )
    förtöja
    • förtöja Verb (förtöjer, förtöjde, förtöjt)

Konjugationen für aanleggen:

o.t.t.
  1. leg aan
  2. legt aan
  3. legt aan
  4. leggen aan
  5. leggen aan
  6. leggen aan
o.v.t.
  1. legde aan
  2. legde aan
  3. legde aan
  4. legden aan
  5. legden aan
  6. legden aan
v.t.t.
  1. heb aangelegd
  2. hebt aangelegd
  3. heeft aangelegd
  4. hebben aangelegd
  5. hebben aangelegd
  6. hebben aangelegd
v.v.t.
  1. had aangelegd
  2. had aangelegd
  3. had aangelegd
  4. hadden aangelegd
  5. hadden aangelegd
  6. hadden aangelegd
o.t.t.t.
  1. zal aanleggen
  2. zult aanleggen
  3. zal aanleggen
  4. zullen aanleggen
  5. zullen aanleggen
  6. zullen aanleggen
o.v.t.t.
  1. zou aanleggen
  2. zou aanleggen
  3. zou aanleggen
  4. zouden aanleggen
  5. zouden aanleggen
  6. zouden aanleggen
diversen
  1. leg aan!
  2. legt aan!
  3. aangelegd
  4. aanleggende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanleggen [znw.] Nomen

  1. aanleggen
    byggnad; konstruktion

Übersetzung Matrix für aanleggen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
byggnad aanleggen blok; bouw; bouwsector; gebouw; huis; opbouw; ordening; organisatie; pand; perceel; samenstelling; speelgoedblok; structuur; systeem
konstruktion aanleggen bouw; bouwsector; bouwsel; constructie; fabricage; frame; geraamte; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; raamwerk; samengesteld geheel; samenstelling; skelet; structuur; systeem
sätta ihop bijeenplaatsing
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
förtöja aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren
montera aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen koppelen
sätta ihop aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen formeren; samenschikken

Wiktionary Übersetzungen für aanleggen:


Cross Translation:
FromToVia
aanleggen förtöja moor — to cast anchor or become fastened
aanleggen bygga bâtirconstruire une maison, un édifice.
aanleggen bygga; inreda; inställa; göra construirebâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.
aanleggen inreda; inställa installer — Mettre solennellement en possession d’une place, d’un emploi, d’une dignité.
aanleggen lägga; ställa; sätta; bygga; inreda; inställa; göra poserplacer, mettre sur quelque chose.

Verwandte Übersetzungen für aanleg