Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. vooruitstekend:
  2. vooruitsteken:


Niederländisch

Detailed Synonyms for vooruitstekend in Niederländisch

vooruitstekend:

vooruitstekend Adjektiv

  1. vooruitstekend

vooruitstekend form of vooruitsteken:

vooruitsteken Verb (steek vooruit, steekt vooruit, stak vooruit, staken vooruit, vooruitgestoken)

  1. vooruitsteken
    vooruitsteken; vooruitspringen
    • vooruitsteken Verb (steek vooruit, steekt vooruit, stak vooruit, staken vooruit, vooruitgestoken)
    • vooruitspringen Verb (spring vooruit, springt vooruit, sprong vooruit, sprongen vooruit, vooruitgesprongen)

Konjugationen für vooruitsteken:

o.t.t.
  1. steek vooruit
  2. steekt vooruit
  3. steekt vooruit
  4. steken vooruit
  5. steken vooruit
  6. steken vooruit
o.v.t.
  1. stak vooruit
  2. stak vooruit
  3. stak vooruit
  4. staken vooruit
  5. staken vooruit
  6. staken vooruit
v.t.t.
  1. heb vooruitgestoken
  2. hebt vooruitgestoken
  3. heeft vooruitgestoken
  4. hebben vooruitgestoken
  5. hebben vooruitgestoken
  6. hebben vooruitgestoken
v.v.t.
  1. had vooruitgestoken
  2. had vooruitgestoken
  3. had vooruitgestoken
  4. hadden vooruitgestoken
  5. hadden vooruitgestoken
  6. hadden vooruitgestoken
o.t.t.t.
  1. zal vooruitsteken
  2. zult vooruitsteken
  3. zal vooruitsteken
  4. zullen vooruitsteken
  5. zullen vooruitsteken
  6. zullen vooruitsteken
o.v.t.t.
  1. zou vooruitsteken
  2. zou vooruitsteken
  3. zou vooruitsteken
  4. zouden vooruitsteken
  5. zouden vooruitsteken
  6. zouden vooruitsteken
diversen
  1. steek vooruit!
  2. steekt vooruit!
  3. vooruitgestoken
  4. vooruitstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze