Niederländisch
Detailed Synonyms for verzachtend in Niederländisch
verzachtend:
-
verzachtend
verzachtend-
verzachtend Adjektiv
-
verzachten:
-
verzachten
-
verzachten
Konjugationen für verzachten:
o.t.t.
- verzacht
- verzacht
- verzacht
- verzachten
- verzachten
- verzachten
o.v.t.
- verzachtte
- verzachtte
- verzachtte
- verzachtten
- verzachtten
- verzachtten
v.t.t.
- heb verzacht
- hebt verzacht
- heeft verzacht
- hebben verzacht
- hebben verzacht
- hebben verzacht
v.v.t.
- had verzacht
- had verzacht
- had verzacht
- hadden verzacht
- hadden verzacht
- hadden verzacht
o.t.t.t.
- zal verzachten
- zult verzachten
- zal verzachten
- zullen verzachten
- zullen verzachten
- zullen verzachten
o.v.t.t.
- zou verzachten
- zou verzachten
- zou verzachten
- zouden verzachten
- zouden verzachten
- zouden verzachten
diversen
- verzacht!
- verzacht!
- verzacht
- verzachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze