Niederländisch
Detailed Synonyms for verschuiven in Niederländisch
verschuiven:
-
verschuiven
-
verschuiven
-
verschuiven
-
verschuiven
Konjugationen für verschuiven:
o.t.t.
- verschuif
- verschuift
- verschuift
- verschuiven
- verschuiven
- verschuiven
o.v.t.
- verschoof
- verschoof
- verschoof
- verschoven
- verschoven
- verschoven
v.t.t.
- heb verschoven
- hebt verschoven
- heeft verschoven
- hebben verschoven
- hebben verschoven
- hebben verschoven
v.v.t.
- had verschoven
- had verschoven
- had verschoven
- hadden verschoven
- hadden verschoven
- hadden verschoven
o.t.t.t.
- zal verschuiven
- zult verschuiven
- zal verschuiven
- zullen verschuiven
- zullen verschuiven
- zullen verschuiven
o.v.t.t.
- zou verschuiven
- zou verschuiven
- zou verschuiven
- zouden verschuiven
- zouden verschuiven
- zouden verschuiven
diversen
- verschuif!
- verschuift!
- verschoven
- verschuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze