Niederländisch
Detailed Synonyms for smokkel in Niederländisch
smokkel:
Verwandte Wörter für "smokkel":
smokkelen:
-
smokkelen
-
smokkelen
-
smokkelen
– in het geheim naar een ander land vervoeren 1 -
smokkelen
– niet helemaal eerlijk werken 1
Konjugationen für smokkelen:
o.t.t.
- smokkel
- smokkelt
- smokkelt
- smokkelen
- smokkelen
- smokkelen
o.v.t.
- smokkelde
- smokkelde
- smokkelde
- smokkelden
- smokkelden
- smokkelden
v.t.t.
- heb gesmokkeld
- hebt gesmokkeld
- heeft gesmokkeld
- hebben gesmokkeld
- hebben gesmokkeld
- hebben gesmokkeld
v.v.t.
- had gesmokkeld
- had gesmokkeld
- had gesmokkeld
- hadden gesmokkeld
- hadden gesmokkeld
- hadden gesmokkeld
o.t.t.t.
- zal smokkelen
- zult smokkelen
- zal smokkelen
- zullen smokkelen
- zullen smokkelen
- zullen smokkelen
o.v.t.t.
- zou smokkelen
- zou smokkelen
- zou smokkelen
- zouden smokkelen
- zouden smokkelen
- zouden smokkelen
en verder
- ben gesmokkeld
- bent gesmokkeld
- is gesmokkeld
- zijn gesmokkeld
- zijn gesmokkeld
- zijn gesmokkeld
diversen
- smokkel!
- smokkelt!
- gesmokkeld
- smokkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze