Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. proesten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for proesten in Niederländisch

proesten:

proesten Verb (proest, proestte, proestten, geproest)

  1. proesten
    grinniken; proesten
    • grinniken Verb (grinnik, grinnikt, grinnikte, grinnikten, gegrinnikt)
    • proesten Verb (proest, proestte, proestten, geproest)
  2. proesten
    niezen; proesten
    • niezen Verb (nies, niest, niesde, niesden, geniesd)
    • proesten Verb (proest, proestte, proestten, geproest)

Konjugationen für proesten:

o.t.t.
  1. proest
  2. proest
  3. proest
  4. proesten
  5. proesten
  6. proesten
o.v.t.
  1. proestte
  2. proestte
  3. proestte
  4. proestten
  5. proestten
  6. proestten
v.t.t.
  1. heb geproest
  2. hebt geproest
  3. heeft geproest
  4. hebben geproest
  5. hebben geproest
  6. hebben geproest
v.v.t.
  1. had geproest
  2. had geproest
  3. had geproest
  4. hadden geproest
  5. hadden geproest
  6. hadden geproest
o.t.t.t.
  1. zal proesten
  2. zult proesten
  3. zal proesten
  4. zullen proesten
  5. zullen proesten
  6. zullen proesten
o.v.t.t.
  1. zou proesten
  2. zou proesten
  3. zou proesten
  4. zouden proesten
  5. zouden proesten
  6. zouden proesten
diversen
  1. proest!
  2. proest!
  3. geproest
  4. proestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze