Niederländisch
Detailed Synonyms for pasteuriseren in Niederländisch
pasteuriseren:
-
pasteuriseren
Konjugationen für pasteuriseren:
o.t.t.
- pasteuriseer
- pasteuriseert
- pasteuriseert
- pasteuriseren
- pasteuriseren
- pasteuriseren
o.v.t.
- pasteuriseerde
- pasteuriseerde
- pasteuriseerde
- pasteuriseerden
- pasteuriseerden
- pasteuriseerden
v.t.t.
- heb gepasteuriseerd
- hebt gepasteuriseerd
- heeft gepasteuriseerd
- hebben gepasteuriseerd
- hebben gepasteuriseerd
- hebben gepasteuriseerd
v.v.t.
- had gepasteuriseerd
- had gepasteuriseerd
- had gepasteuriseerd
- hadden gepasteuriseerd
- hadden gepasteuriseerd
- hadden gepasteuriseerd
o.t.t.t.
- zal pasteuriseren
- zult pasteuriseren
- zal pasteuriseren
- zullen pasteuriseren
- zullen pasteuriseren
- zullen pasteuriseren
o.v.t.t.
- zou pasteuriseren
- zou pasteuriseren
- zou pasteuriseren
- zouden pasteuriseren
- zouden pasteuriseren
- zouden pasteuriseren
en verder
- is gepasteuriseerd
- zijn gepasteuriseerd
diversen
- pasteuriseer!
- pasteuriseert!
- gepasteuriseerd
- pasteuriserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze