Niederländisch
Detailed Synonyms for namaken in Niederländisch
namaken:
-
namaken
-
namaken
-
namaken
– zo maken dat het op het voorbeeld lijkt 1
Konjugationen für namaken:
o.t.t.
- maak na
- maakt na
- maakt na
- maken na
- maken na
- maken na
o.v.t.
- maakte na
- maakte na
- maakte na
- maakten na
- maakten na
- maakten na
v.t.t.
- heb nagemaakt
- hebt nagemaakt
- heeft nagemaakt
- hebben nagemaakt
- hebben nagemaakt
- hebben nagemaakt
v.v.t.
- had nagemaakt
- had nagemaakt
- had nagemaakt
- hadden nagemaakt
- hadden nagemaakt
- hadden nagemaakt
o.t.t.t.
- zal namaken
- zult namaken
- zal namaken
- zullen namaken
- zullen namaken
- zullen namaken
o.v.t.t.
- zou namaken
- zou namaken
- zou namaken
- zouden namaken
- zouden namaken
- zouden namaken
en verder
- is nagemaakt
- zijn nagemaakt
diversen
- maak na!
- maakt na!
- nagemaakt
- namakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze