Niederländisch
Detailed Synonyms for machtig in Niederländisch
machtig:
-
machtig
zwaar; moeilijk verteerbaar; machtig; slecht verteerbaar-
zwaar Adjektiv
-
moeilijk verteerbaar Adjektiv
-
machtig Adjektiv
-
slecht verteerbaar Adjektiv
-
-
machtig
– heel groot, leuk, fijn, veel 1 -
machtig
– met heel veel invloed 1 -
machtig
– wat je maag snel vult 1
Verwandte Wörter für "machtig":
Alternate Synonyms for "machtig":
Antonyme für "machtig":
Verwandte Definitionen für "machtig":
machtigen:
-
machtigen
Konjugationen für machtigen:
o.t.t.
- machtig
- machtigt
- machtigt
- machtigen
- machtigen
- machtigen
o.v.t.
- machtigde
- machtigde
- machtigde
- machtigden
- machtigden
- machtigden
v.t.t.
- heb gemachtigd
- hebt gemachtigd
- heeft gemachtigd
- hebben gemachtigd
- hebben gemachtigd
- hebben gemachtigd
v.v.t.
- had gemachtigd
- had gemachtigd
- had gemachtigd
- hadden gemachtigd
- hadden gemachtigd
- hadden gemachtigd
o.t.t.t.
- zal machtigen
- zult machtigen
- zal machtigen
- zullen machtigen
- zullen machtigen
- zullen machtigen
o.v.t.t.
- zou machtigen
- zou machtigen
- zou machtigen
- zouden machtigen
- zouden machtigen
- zouden machtigen
en verder
- ben gemachtigd
- bent gemachtigd
- is gemachtigd
- zijn gemachtigd
- zijn gemachtigd
- zijn gemachtigd
diversen
- machtig!
- machtigt!
- gemachtigd
- machtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze