Niederländisch
Detailed Synonyms for kwiteren in Niederländisch
kwiteren:
-
kwiteren
Konjugationen für kwiteren:
o.t.t.
- kwiteer
- kwiteert
- kwiteert
- kwiteren
- kwiteren
- kwiteren
o.v.t.
- kwiteerde
- kwiteerde
- kwiteerde
- kwiteerden
- kwiteerden
- kwiteerden
v.t.t.
- heb gekwiteerd
- hebt gekwiteerd
- heeft gekwiteerd
- hebben gekwiteerd
- hebben gekwiteerd
- hebben gekwiteerd
v.v.t.
- had gekwiteerd
- had gekwiteerd
- had gekwiteerd
- hadden gekwiteerd
- hadden gekwiteerd
- hadden gekwiteerd
o.t.t.t.
- zal kwiteren
- zult kwiteren
- zal kwiteren
- zullen kwiteren
- zullen kwiteren
- zullen kwiteren
o.v.t.t.
- zou kwiteren
- zou kwiteren
- zou kwiteren
- zouden kwiteren
- zouden kwiteren
- zouden kwiteren
diversen
- kwiteer!
- kwiteert!
- gekwiteerd
- kwiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze