Niederländisch
Detailed Synonyms for buffelen in Niederländisch
buffelen:
-
buffelen
Konjugationen für buffelen:
o.t.t.
- buffel
- buffelt
- buffelt
- buffelen
- buffelen
- buffelen
o.v.t.
- buffelde
- buffelde
- buffelde
- buffelden
- buffelden
- buffelden
v.t.t.
- heb gebuffeld
- hebt gebuffeld
- heeft gebuffeld
- hebben gebuffeld
- hebben gebuffeld
- hebben gebuffeld
v.v.t.
- had gebuffeld
- had gebuffeld
- had gebuffeld
- hadden gebuffeld
- hadden gebuffeld
- hadden gebuffeld
o.t.t.t.
- zal buffelen
- zult buffelen
- zal buffelen
- zullen buffelen
- zullen buffelen
- zullen buffelen
o.v.t.t.
- zou buffelen
- zou buffelen
- zou buffelen
- zouden buffelen
- zouden buffelen
- zouden buffelen
diversen
- buffel!
- buffelt!
- gebuffeld
- buffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwandte Wörter für "buffelen":
buffelen form of buffel:
-
de buffel